Pete
De Duisternis hield hem in de gaten, raakte hem aan met zijn kronkelende tentakel, luisterde of hij iets zou zeggen.
Hij zei niets. De Duisternis kon hem niet helpen. De Duisternis wilde alleen maar spelen, en hij werd ontzettend jaloers als Pete met iemand anders speelde.
Kom bij mij, zei hij de hele tijd, telkens opnieuw.
Petes benen waren slap. Hij balanceerde op het glas, maar zijn benen deden pijn en zijn voeten ook, alsof de glazen plaat hem sneed.
Hij had zich beter gevoeld toen zijn moeder er was. Ze hield haar mond, en dat vond hij altijd fijn. Ze had niet geprobeerd hem aan te raken, had hem alleen tegen haar boezem gedrukt die zachtjes op en neer ging met haar ademhaling.
Maar toen begon het ademen hem te irriteren; het leidde hem af. Als het niet ophield…
Maar het hield op toen hij haar wegstuurde. Hij kon het goede gevoel terughalen, van voordat het geluid van haar ademhaling storend werd, zonder dat hij het nog hoefde te horen.
Zus praatte hard en toen ook iemand anders. Die ander raakte hem aan met haar hand. Hij keek naar haar en begreep het niet. Een vage groene tentakel kronkelde omhoog om haar aan te raken. Het leek wel alsof ze aan beide kanten van het glas tegelijk was.
Hij werd gespannen van haar aanraking. Hij onderging het, maar vanbinnen voelde hij zich steeds slechter.
Heet. Alsof er brand was vanbinnen.
Hij wilde niets meer van zijn lichaam horen.
De ander ging weg. Ze trok haar hand terug en vertrok. Maar hij voelde hoe er iets van haar in hem bleef hangen. Ze had de Duisternis aangeraakt, maar weigerde gehoor te geven aan zijn smeekbedes of ze kwam spelen.
Hij vroeg zich af… Maar nu riep zijn lichaam weer om aandacht. Warm en koud, hongerig en dorstig.
Het zat hem dwars.